Ze heeft in haar pleegzorg carrière in totaal 93 pleegkinderen gehad. Hij heeft onderzoek gedaan, zo zegt hij, terwijl we samen in de trein zitten. 93?!, zeg ik met grote verbazing, dat kan toch niet? Jawel, zegt hij, in de jaren ’90 in Alkmaar wel. N. is een van die 93 pleegkinderen.
Door een botsing tussen een voertuig en de trein rijden er momenteel geen treinen vanuit Alkmaar-Noord naar Amsterdam. Ik kijk naar het bord en even schiet ik in een reactie: balen, dan kom ik later op mijn werk. Ik kijk om me heen en vraag me hardop af wat de mogelijkheden zijn. Ik laat ‘het later komen’ meteen weer los, het is wat het is. Je kunt naar Alkmaar gaan, zegt een jongen. Is dat ver? Ruim een kwartier lopen, dat ga ik nu ook doen, maar je kan ook de bus nemen. Mijn hoofd zegt “neem de bus”, mijn lichaam zegt “loop met hem mee”. Ik kies voor het laatste.
Hij vertelt me over Alkmaar-Noord, waar hij zelf is opgegroeid. Geen fijne jeugd, zo blijkt al snel. Wist je dat dit een van de gemeentes is met het hoogste percentage aan jongeren die dakloos zijn? Nee, dat wist ik niet. Ik kijk om mij heen en zou hier nog niet dood gevonden willen worden. Hij vertelt dat hij soms jongeren in zijn huis laat slapen. Veel van hen zitten in coffeeshops. Rook je zelf ook, vraag ik. Ja, soms wel.
Hij vertelt over zijn werk als jeugdvertegenwoordiger voor de VN, over jeugdzorg, over de elite van Alkmaar en hoe ze hier niets om jongeren geven. Het gaat alleen maar om geld zegt hij, het is hier hard opgroeien als je ouders niet meer samen zijn en je hebt een wat minder gelukkige jeugd. We lopen en we kletsen, over zijn jeugd, hoe zijn moeder niet voor hem kon zorgen, over de twee pleeggezinnen waarin hij heeft gewoond en hoe jongeren als ze 18 zijn en onder jeugdzorg vallen, aan hun lot worden overgelaten.
Ik ben de enige jongere in Nederland die een rechtszaak tegen Jeugdzorg heeft gewonnen, vertelt hij. Zijn tweede pleegmoeder was niet gescreend. Dat gebeurt nu altijd, maar toen niet. Hij moest vaak zonder eten naar bed. Ook was het eten heel goedkoop. Het is moderne slavernij, zegt hij. Wat is moderne slavernij, vraag ik. Een pleegkind nemen, daar geld aan verdienen en de kinderen ook nog voor je laten werken. Ik kan of eigenlijk wil niet geloven wat hij zegt. Maar dat gebeurt toch niet overal, bijvoorbeeld Amsterdam? Nee, daar is het anders, en zeker, er zijn ook pleeggezinnen die het heel goed bedoelen. Maar in die tijd, maar ook nu, zijn er mensen die het voor het geld doen.
We zitten inmiddels samen in een verwarmde wachtruimte op het station van Alkmaar. Wist je dat ze in de nacht deze wachtruimte openlaten, zodat dakloze jongeren hier kunnen slapen? Het is te koud buiten. Nee, dat wist ik niet.
Hij wilt zich graag inzetten voor jongeren. N, zo heet hij, is inmiddels 31. Een getroebleerde jongen, dat zie ik in zijn ogen, maar die zijn mond heeft opengetrokken, no matter what. Na mij hebben dertig andere pleegkinderen hun mond opengedaan, vertelt hij. Zo werkt dat, als de een gaat spreken, durven anderen ook. Zijn pleegmoeder is inmiddels overleden, zelfmoord.
Hij typt zijn naam en nummer in mijn telefoon en stapt uit als we bij Zaandam zijn. Ik ben blij dat ik naar mijn lichaam heb geluisterd, anders had ik N. nooit ontmoet. Ik steek meteen wat drop in mijn mond als hij weg is. Ik vind het lastig om te accepteren en te voelen dat dit de wereld is waarin ik leef. Een wereld waarin het voornamelijk om geld gaat en niet om mensen, laat staan jongeren uit Alkmaar Noord.
Er is nog een boel werk te doen.