Toen de man van journalist Clairy Polak naar een gesloten instelling moest omdat zij niet langer voor hem kon zorgen vanwege zijn Alzheimer, werd er gevraagd of ze als familie minimaal vier uur per maand aanwezig kon zijn. Familieparticipatie heet dat. Vier uur maar, dacht ik, toen Clairy dit gisteren zei tijdens een avond in de Balie naar aanleiding van haar nieuwe boek. Dat is ook niet bijster veel. Dat vond zij zelf ook, maar volgens de instelling konden veel familieleden hier niet aan voldoen.
Zijn we te druk? Vinden we het lastig? Is de aftakeling die ons allemaal te wachten staat te confronterend? Kunnen we het simpelweg niet opbrengen? Clairy is door de ziekte van haar man vrienden kwijtgeraakt. De etentjes met haar man werden steeds minder gezellig, zo zei ze. Dat hoor je vaker, dat vrienden wegvallen als het grote vergeten of de dood loert. Of als deze aan de deur heeft geklopt en er open is gedaan.
In het geval van Clairy ging het om haar partner, iemand heel dichtbij. Maar als we het woord familie breder trekken, ervan uitgaand dat we allemaal familie van en met elkaar verbonden zijn, in welke mate dragen wij bij aan het welzijn van onze naaste? Uiteindelijk zit dit niet in het aantal uren per week of maand, maar in onze mate van betrokkenheid en aanwezigheid. Maar ook in het besef dat het leven niet om mij gaat, maar om ons.
Vandaag had ik zo’n dag, waarbij mijn familie in mijn eigen buurtje om support vroeg. In alle vroegte op weg naar de Spar kwam ik mijn demente buurvrouw Joneke tegen. Kom je een kop thee drinken, vroeg ze. Zeker, zei ik, eerst even naar de Spar, en dan kom ik. Toen ik aankwam, was ze plots in haar kamerjas. Ga je douchen? Mmm, ja, dat is misschien wel een goed plan. Volgens mij was ze alweer vergeten dat ik zou komen. Of ik nog werk voor haar had, want ze verveelde zich zo.
Wat later ging ik boodschappen doen voor het eten vanavond en zag ik Joke voor haar raam staan. Joke (83) gebaarde dat het niet goed ging. Ik kom wel even binnen zei ik. Hond Diva lag hijgend op de grond van de hitte, Joke begon meteen te vertellen over haar telefoontje naar de huisarts, haar dikker wordende been, dat er nog boodschappen gedaan moesten worden, over het geld dat meerdere keren uit haar huis gestolen is door kennissen en dat ze elke dag een pak chocomelk drinkt.
Na tien minuten zoeken naar geld in keukenkastjes en onder tafelkleden gaf ze me 60 euro. Ze kon zich de pincode van haar bankpas niet meer herinneren. Met een boodschappenlijstje liep ik naar de Albert Heijn: halve kip, maaltijd, chocomelk, toetje en een pakje sigaretten. Ik kom binnenkort bij je eten Joke, zei ik, dan gaan we samen kip eten. Ze vertelt dat ze het afgelopen half jaar het meeste geleerd heeft in haar hele leven, vooral over haar kennissen. De mevrouw van de Thuiszorg wilde nu al mijn gouden ketting hebben, maar ik ben nog niet eens dood. Iemand kan wel aardig doen, zeg ik, maar dat wil niet zeggen dat je deze persoon kunt vertrouwen Joke. Goed blijven voelen en de energie lezen. Love you zeg ik als ik naar buiten loop. Love you very much zegt ze terug.
Ik loop naar huis en moet denken aan de woorden van een arts die ik heb geïnterviewd naar aanleiding van zijn werk één dag in de week bij de psychiatrische crisisdienst. Wat gaat er ongelofelijk veel schuil achter de gesloten deuren waar we dagelijks langsrijden. Dat gaat er zeker. Achter elke deurbel schuilt een verhaal.