Dat mannen niet van Mars komen, wist ik al. En ook dat ik niet van Venus kom.
Ik wist het wel, maar ik deed er niets mee en leefde het niet. Ik heb het boek of de voorstelling dat ik als vrouw van een andere planeet zou komen nooit gelezen of gezien, maar ergens heb ik toch de keuze gemaakt om vanuit die separatie te gaan leven. Ook ik heb lange tijd water gegeven aan de zogenaamde grote verschillen tussen mannen en vrouwen. Het ironische is: wat ik lange tijd ‘de man’ verweet, zoals niet open, gevoelig en kwetsbaar zijn en het lastig vinden om over je binnenwereld te praten, deed ik zelf ook niet. Verre van: volgens mij had ik zo van Mars kunnen komen.
Zondag tijdens het event ‘Komen mannen wel van Mars?’ deelde iemand dat hij rond zijn 25ste een gesprek met zijn vader had gehad. Hij had hem gevraagd waarom hij nooit heeft gezegd dat hij van hem houdt. Zijn vader antwoordde met: maar heb jij het ooit tegen mij gezegd? Voor mij een reflectie van onze eigen verwachtingen en aannames, met name ook naar ouders toe, maar ook hoeveel waarde we hechten aan die vier woorden.
Ik kan me niet herinneren dat mijn eigen vader ooit tegen mij heeft gezegd dat hij van mij houdt. Daar was ik als kind helemaal niet mee bezig, omdat ik het kon voelen. Elke dag stond ik bij de tussendeur, te wachten tot hij thuiskwam van zijn werk. Mam, wanneer komt pap nou? Bijna, lieverd. Zijn vader, mijn opa, was ook niet het type persoon die tegen zijn kinderen en kleinkinderen zei dat hij van ons hield. Dat deed je niet in die tijd, maar hij hield wel degelijk van ons, op zijn manier en in zijn eigen unieke expressie. Dat iemand die vier woorden niet uitspreekt, wil niet zeggen dat hij of zij niet blij is dat je er bent. Misschien is het zetten van een kop thee, het plakken van een band, lekker eten klaarmaken of in het geval van mijn opa rijksdaalders sparen voor zijn kleinkinderen, een manier om te zeggen: wat fijn dat jij er bent.
Ik zeg ook niet zo vaak dat ik van iemand houd en soms zeg ik het wel, met heel mijn hart. Soms wil ik het zeggen, maar zeg ik het niet, omdat ik ga nadenken voor de ander. Tot ver in mijn twintiger jaren heb ik nooit tegen mijn vader gezegd dat ik van hem houd. Ik vond dat lastig en ongemakkelijk, en het gaf me een kwetsbaar gevoel. Dit was wel de tijd dat ik het opeens heel graag van hem wilde horen. Ik begon me toen bewust te worden van mijn eigen verwachtingen, niet alleen naar mijn vader toe, maar ook naar andere mannen. Ik vond dat ze van Mars kwamen, terwijl ik zelf zo gesloten en verhard als een oester was.
Steeds meer merk ik hoe mijn expressie aan het veranderen is en hoe leuk en fijn ik het vind om tegen mensen te zeggen hoeveel en wat ik voor ze voel (tot de maan en terug enzo). Niet omdat zij het tegen mij zeggen, maar omdat ik het steeds meer tegen mezelf zeg. Hoe kan ik tegen iemand anders zeggen dat ik van hem of haar houd, als ik het niet eerst tegen mezelf zeg? Hoe kan ik een band voor een ander plakken, als ik dat niet eerst voor mezelf doe?
Mannen en vrouwen zijn niet zo verschillend. We komen uiteindelijk allemaal van dezelfde plek. Elk verschil, verwijt, verwachting of aanname die we hebben van, in dit geval het andere geslacht, is een uitnodiging om naar onszelf te kijken. Begin eerst maar je eigen band te plakken, zorg eerst maar goed voor jezelf, kijk eerst maar eens met veel waardering naar jezelf in de spiegel en zeg eens wat vaker: “ik houd van mij”. Dat zal de relatie met jezelf veel goeds doen en daarmee al je relaties. Sinds ik steeds minder als een oester leef, kan ik pas echt zien dat mannen niet van Mars komen.