Junks bestaan niet

Ik loop op straat en zie een vrouw naast mij lopen. Ze ziet er onverzorgd uit, komt nerveus over en heeft een jointje in haar hand. Type junk, type straatkrant verkoper, type vrouw die ik niet snel zou aanspreken. Hi, waar je ga je naar toe, vraag ik haar. De vraag is daar zomaar, zonder dat ik erover na heb gedacht. Ik las laatst iets leuks: iemand vroeg zich af waarom we altijd vragen waar iemand vandaan komt. Waarom niet vragen waar iemand naartoe gaat. Ze vertelt dat ze naar huis gaat en vraagt waar ik naartoe ga. En zo begint ons gesprek. Kennen wij elkaar, vraagt ze. Nee, zeg ik, of eigenlijk, jawel, we kennen elkaar toch allemaal? Ja, dat is zo, zegt ze, met een glimlach. Ik vind haar lief, mooi en puur. Mijn hoofd wil een junk zien, mijn hart ziet een vrouw zoals ik. Twee vrouwen die een stukje met elkaar oplopen, verschillende levens, verschillende jeugd, maar bovenal, twee vrouwen die verschillende keuzes maken. Dat is het enige verschil. Junks bestaan niet, alleen mensen die ervoor kiezen om drugs te gebruiken. We praten over het belang van verkering met jezelf hebben, ik vraag haar of ze drugs gebruikt en ze zegt ja. Ze wil graag afkicken, maar ze vertelt hoe lastig dit is. Des te meer je een connectie met jezelf hebt, des te makkelijker het zal zijn, zeg ik. Mijn hoofd probeert van alles te vinden van haar, maar ik blijf in contact, luister er niet naar. Ik had eigenlijk de tram willen nemen maar ik voelde een twijfel. Ga maar lopen, zei ik tegen mezelf. En dat deed ik. Ik mocht haar ontmoeten. Wil je naar de avond Verkering met jezelf komen, vraag ik haar. Echt waar, zegt ze. Tuurlijk zeg ik, je bent heel welkom. Mijn hoofd is even verbaasd door mijn eigen vraag. Mijn hoofd, die overal iets van vindt.  Ik geef haar mijn kaartje en wat later nemen we afscheid. Met een grote lach loop ik verder, blij met deze ontmoeting. Ik ben aan het leren om al mijn hokjes en oordelen los te laten en jeetje, wat voelt dat bevrijdend. Ik weet dat we allemaal gelijk zijn, maar leef ik dat ook? Heel vaak wel, maar heel vaak ook niet. Als ik enkel en alleen afga op hoe iemand eruit ziet, dan loop ik veel mensen voorbij. Gemiste ontmoetingen. Wat later wandel ik door het park. Een man op een fiets begint tegen me te praten. Ik versta hem niet. Tot drie keer toe moet ik vragen wat hij zegt. Mijn hoofd vertelt me dat hij me drugs probeert te verkopen. Zo ziet hij eruit, zo gedraagt hij zich, maar dat is mijn projectie, mijn oordeel. Ik blijf staan en de vierde keer kan ik hem verstaan. Hij wil graag even met me kletsen, dat zei hij. Oh, ik dacht dat je me drugs probeerde te verkopen, zeg ik eerlijk. Hij begint te lachen, ik ook. Nee hoor, ik gebruik geen drugs. Ik ook niet, zeg ik. We praten over het leven, kort maar krachtig. Als ik afscheid neem zeg ik dat hij wel wat duidelijker mag praten. Zo kunnen we je niet verstaan en dat is zonde, want je hebt van alles te zeggen. Je hebt gelijk, ik ga erop letten. Wat later krijg ik een mailtje van hem. Wie weet kunnen we nog een keer kletsen, wie weet kunnen wij wat van elkaar leren. Dat is al gebeurd. Hij van mij, en ik net zoveel van hem.

door
Vorige blog Volgende blog

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

0 shares