12 jongens en een coach hebben bijna twee weken in een grot gezeten in Thailand. De coach had lange tijd als monnik in een boeddhistisch klooster geleefd en keerde jaren geleden terug naar het ‘normale leven’. Dat wat hij in het klooster had geleerd en geleefd, waaronder meditatie, kon hij nu delen in een situatie die verre van normaal was, maar die wel om een grote mate van rustig blijven vroeg.
Het deed me denken aan de fase in mijn leven waarin ik verschillende meditaties heb uitgeprobeerd en zelf op zoek was naar rust, en nog heel veel andere dingen. Ik zat weliswaar niet vast in een donkere natte grot in Thailand zonder eten, maar zat wel behoorlijk vast in het leven en mezelf. Ik was naarstig op zoek naar verlichting. Wat dat precies was, wist ik eigenlijk niet, maar in die tijd klonk verlichting een stuk beter dan de onrust, disharmonie en anxiety die ik voelde en de enorme leegte die ik op alle manieren aan het vermijden was.
Meditatie klonk als een wondermiddel, dé oplossing voor, tja, waarvoor eigenlijk niet?
Ik heb van alles geprobeerd in meditatieland en het aanbod was toen al groot. Maar waarom mediteren we eigenlijk? Toen ik begon met mediteren was het vooral een vlucht. Ik pakte het ook meteen serieus aan, want ik kocht een meditatiekussentje. Die was dusdanig hard, dat je er waarschijnlijk iemand mee kon doden. Dat je op zo’n kussentje onmogelijk aangenaam kon zitten, leek mij niet te deren. Mediteren was het doel, of eigenlijk verlichting. Dat mijn lichaam en vooral mijn billen niet blij waren met dat kussentje kon me niets schelen. Om over mijn slapende benen en tintelende voeten nog maar niet te spreken.
Over slapen gesproken: ik viel regelmatig in slaap tijdens meditaties. Dat waren van die hele lange meditatiesessies, waarbij ik mee ging in de overtuiging dat hoe langer je mediteert, des te beter dit is. Een uur mediteren? Het klonk zo heerlijk, want je hoefde even een uur niets. Maar jeetje, wat was dat afzien. Los van het feit dat ik onmogelijk zo lang in één houding op de grond kon zitten, viel ik in slaap. Ook kon ik de drang om mijn ogen te openen en naar andere te kijken hoe die verlicht werden niet weerstaan. Het heeft me alles behalve rust gebracht.
Als ik nu terugdenk aan deze tijd kan ik alleen maar zeggen: ik mediteerde om er niet te zijn. Het was een vorm van uitchecken, waarbij de focus alleen maar op mijn hoofd lag; dat hoofd wat leeg moest zijn, maar wat niet leeg werd. Bij geen enkele meditatie die ik heb geprobeerd, kwam het lichaam aan bod. Gelukkig kwam de Gentle Meditation op mijn pad.
Gaat het leven er niet om dat we er ten volste zijn, met volledige aanwezigheid, in contact met je lichaam en met alles wat er is? Als er onrust is, dan is er onrust. Het gaat er niet om dat we die wegdenken, weg ademen of weg visualiseren, maar dat we ons daar bewust van worden. Ik heb geleerd dat mediteren niet in een klooster hoeft, dat ik geen monnik hoef te zijn, dat ik geen hard kussentje nodig heb, dat ik niet raar en onnatuurlijk hoef te gaan ademhalen en dat ik ook geen leeg hoofd hoef te hebben. Mediteren is geen wondermiddel wat we verplicht elke ochtend een half uur doen, omdat dit ‘goed’ schijnt te zijn.
Meditatie is een incheck moment. Mediteren kan in elk moment, ook op werk als het druk is, want laten we eerlijk zijn, onze levens zijn best vol, toch? Het kan zittend of liggend, of op een dik donzen zacht kussen; wat jouw lichaam fijn vindt. Het kan dertig seconden en het kan een paar minuten. Het gaat niet om de tijd, maar om jouw kwaliteit van zijn en dat je je eigen gentle adem ademt, heel dicht bij jezelf, in contact met je lichaam en je hart. Vervolgens dient het volgende moment zich aan, een moment waarin je die kwaliteit van zijn meeneemt. Zo worden, geleidelijk aan, met vallen en opstaan, steeds meer momenten in je dag een vorm van meditatie, een gentle meditatie. Een moment waarin je het leven observeert in plaats van absorbeert, zonder hardheid en met een open hart. En dat kan dus ook in de metro, zonder hard kussentje.